Context
Mijn oudste boek tot nu toe. Prachtig qua ‘design’ en in uitzonderlijke staat voor een boek van 146 jaar oud. Ik ben nog bezig met een ander boek voor ik hier aan ‘mag’ beginnen, maar hier alvast een paar hoogtepuntjes…
Boekverslag
Ga even terug in de tijd, maar liefst 146 jaar, want toen werd dit boek geschreven. Van oudsher werd veel ruimte onderzoek gedaan vanuit religie en ook in de tijd van dit boek was de invloed van de kerk nog steeds nadrukkelijk aanwezig. Het heeft natuurlijk altijd gebotst als het gaat om wie wat heeft geschapen, en in de inleiding van dit boek gaat de schrijver er ook weer heel voorzichtig mee om:
“Jammer dat in onze dagen aan de natuurwetenschap in het algemeen en aan de sterrenkunde in het bijzonder, zulk eene verkeerde richting wordt gegeven, waardoor zij voor meningen eene klip wordt, waarop zijn geloof schipbreuk leidt.
De dogmata der kerk zijn nooit een slagboom voor de wetenschap geweest; nimmer toch kan de ware wetenschap in strijd zijn met de leer der Kerk, want dan zou de waarheid zichzelf tegenspreken, en welke ontdekkingen er ook door de wetenschap zijn geschied of nog zullen geschieden, nimmer zullen zij geloof of kerkleer tot schande maken, want wat waar is in de wetenschap, moet ook waar zijn in de goddelijke Openbaring en omgekeerd.
Met al zijne fouten en onvolmaaktheden bied ik mijn arbeid den lezer aan, met den vurige wensch, dat deze proeve tot popularisering der wetenschap strekke moge, om meerdere liefde tot de wetenschap aan te kweeken en daardoor eer te geven aan Hem, wiens glorie de hemelen vermelden en wiens wondergewrochten tot uitspansel verkondigt.
Katwijk a/R, Pinksterdag 1873.”
Pagina 53: Eeeh… Dat je met een prisma ‘haperingen’ kunt zien in het gebroken licht / kleuren spectrum en van een hemellichaam en dat die strepen steeds voor een bepaald element staan, waarmee ze de samenstelling van de hemellichamen dus kunnen bepalen. En dat dik 150 jaar geleden… Ik mis alle technische achtergrond en moet dit nog minstens 3 keer lezen voor ik het misschien snap, maar ik vind het wel knap…
Van Wikipedia: “Bij het uiteenrafelen van het licht van de zon of andere sterren met een prisma of tralie blijkt daar het licht op bepaalde frequenties zwakker te zijn, wat naar voren komt als dunne zwarte lijntjes in het spectrum, Fraunhoferlijnen genoemd naar de ontdekker. Deze lijntjes komen overeen met de absorptielijnen van de stoffen die in de atmosfeer van de sterren voorkomen. In het binnenste van de ster wordt enorm veel elektromagnetische straling gegenereerd. Deze straling wordt voor een heel klein gedeelte geabsorbeerd door de atomen in de steratmosfeer. Door het lichtsprectrum te bestuderen kan men zien welke elementen in de atmosfeer zitten.”
Van ESO.com: “De eerste astronomische toepassing van de spectroscopie was de analyse van zonlicht door Fraunhofer en Kirchhoff aan het begin van de 19de eeuw. De verwachting was dat het witte licht van de zon een smetteloze regenboog zou opleveren als je het door een prisma liet schijnen. Maar toen werd voor de allereerste keer ook een patroon van donkere lijnen opgemerkt. Deze onverwachte lijnen waren ‘vingerafdrukken’ die verschillende chemische elementen in het licht hadden achtergelaten: zogeheten absorptielijnen. Het mooie van de interactie tussen chemische elementen en licht is dat elk element zijn eigen unieke signatuur in het spectrum achterlaat – een soort streepjescode waaraan je een element kunt herkennen. Met spectroscopie laten deze streepjescodes zich ontcijferen, wat belangrijke informatie oplevert over de eigenschappen van het object dat het licht heeft uitgezonden of geabsorbeerd.”
Lees er meer over:
– Algemene uitleg op ESO.com
– Spectrum
– Astrowiki
– Spectroscopie
– Astronomische Spectroscopie
– Spectraalklasse
– Emissielijn
– Absorptielijn
– Fraunhoferlijnen
In de inleiding wordt gesproken over ‘vaste sterren’, want zo zag men dat vroeger.Vanaf pagina 9 wordt er onderscheid in gemaakt:
“Men onderscheidt 1 centraal lichaam, de zon. En (slechts) 120 ondergeschikte lichamen of planeten, waarvan 4 middelmatige (Mercurius, Venus, Aarde en Mars) en 4 grote (Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunes). [Over Pluto wordt nog niet gesproken, red.] Ook hadden ze toen 112 kleine planeten (astroïden) ontdekt.Als laatste herkende men toen 18 hulplichamen: Satellieten, wachters of manen genoemd. Deze kennen ze toe aan Jupiter, (4), Saturnus (8), Uranus(4) en Neptunus (1) > inmiddels weten we dat dit er geen 18 maar 176 zijn! Ook de kometen worden als 4e groep erkend en als laatste nog vallende sterren, ook genaamd verschietende sterren, vuurbollen of luchtstenen.”:
Niet alleen mooi te zien dat ze toen nog veel moesten ontdekken, maar ook de benamingen zijn mooi; ze passen bij het kennisniveau van toen.
Op pagina 70 worden de banen van de planeten om de zon beschreven en dan in het bijzonder hoe ons zonnestelsel een redelijk platte schijf is als je de omloopbanen (ellipsen) van de planeten bekijkt. Mooie eenvoudige illustraties ondersteunen het verhaal. [Let op, de kennis van nu heeft de hoeken inmiddels aangepast]. Niet alleen ons zonnestelsel is een schijf, maar ook het Melkwegstelsel waar het onderdeel van uitmaakt is een ‘schijf’. En die draait nog rond ook nog: 1 omwenteling duurt 225.000.000 jaar…
Pagina 123/124 beschrijven een knap staaltje werk, zeker voor die tijd: Net zoals de dampkring blauw lijkt, en het noorderlicht, door de breking van het licht komt (iets ingewikkelder…), zo zijn de waarnemingen die we doen ook niet helemaal correct. Doordat de dampkring als een prisma werkt (licht dat voor het eerst weerstand tegenkomt door de gas-moleculen die daar zweven) is de werkelijkheid anders dan je ziet.
Sterker nog, doordat de breking aan de horizon het grootst is, is de ondergaande zon eigenlijk al uit het zicht, maar door die breking zie je hem alsnog…
P204: Volgens de nieuwste bepalingen duurt de omwenteling van de gasreus Jupiter 9 uren, 55 minuten en 7 seconden (tegenwoordig vastgesteld op 09:56:00, red). Een punt op den equator van dien ontzaglijke bol, doorloopt dus in één seconde 13.050 meters, dat is 28 maal sneller dan onze aarde. Dat is 47.000 km per uur, hier op aarde ga je op de evenaar 1.750 km per uur, zonder dat je er iets van merkt… De zwaartekracht is maar 2.5 keer zo groot, dus da’s ‘goed vasthouden’ om er niet vanaf geslingerd te worden…
Sterrennevels: geen nevel maar een trosje sterren…
William Herschel catalogiseerde meer dan 800 dubbelsterren en 2500 nevels (Hierboven enkele schetsen). Zijn zoon John Herschel ontdekte er nog meer en publiceerde de ontdekte nevels als General Catalogue of Nebulae.
Herschel is ook de ontdekker (rond 1800) van het infrarood. Hij deed dat door met een thermometer de temperatuur te meten van het spectrum van licht dat door een prisma viel. Hij stelde vast, dat de temperatuur in het rode deel van het spectrum hoger lag dan in het blauwe deel. In het deel van het spectrum dat voorbij het rood lag mat hij nog een hogere temperatuur en hij concludeerde dat in dit deel van het spectrum er licht bestond dat niet voor het menselijk oog waarneembaar is.
William Herschel staat bekend als de ontdekker van het feit dat de zon onderdeel is van de Melkweg, een platte schijf van sterren. Ook ontdekte hij op 13 maart 1781 de planeet Uranus. In datzelfde jaar kreeg hij de Copley Medal.
Op dit moment (november 2019 / Maart 2020) is dit mijn oudste boek dat in kleur is gedrukt, d.m.v. de steendruk techniek door de beroemde lithograaf PWM Trap. Meerkleurendruk werd voor het eerst toegepast in Engeland, al in 1486, maar het was lange tijd een complex en duur proces.
Ik heb ook een gescande versie gevonden bij de Universiteit van Utrecht. Je kunt er alvast gaan lezen. Hier de link naar het boek.
>>> Ga terug naar het overzicht van alle boeken